Je hebt een nieuwe computer gekocht. Zodra je thuis komt ruim je het bureau op, koppel je de oude computer los en ga je aan de slag. Het is een genot om te zien hoe snel je nieuwe computer opstart en werkt vergeleken met de oude pc.

Maar het is zonde om de laatste werkeloos in een hoekje te zetten. Je kunt hem samen met het nieuwe systeem opnemen in een thuisnetwerkje. Die oude kast kan je nieuwe pc ontlasten door er 'onnodige' data op weg te schrijven die de nieuwe pc zou kunnen vertragen. Je kunt de computers zo instellen dat je met beide kunt internetten of een netwerkspel kunt spelen. Een thuisnetwerk kent een groot aantal voordelen en is gemakkelijk en met relatief weinig investeringen te realiseren. Hoe, dat leer je in deze cursus.

Doelgroep & inhoud cursus
De cursus 'Bouw zelf een thuisnetwerk' is bedoeld voor mensen die meerdere pc's hebben en graag willen leren hoe ze deze pc's kunnen koppelen. Voor het begrip van het 'netwerken' gaat de cursus uit van Windows 98 als platform op alle pc's. Hiervoor is gekozen omdat in dit besturingssysteem de netwerkinstellingen handmatig worden ingesteld. Op deze manier passeren alle belangrijk netwerkbegrippen de revue.

Het volgen van deze cursus staat het aanleggen van een netwerk waarbij op een van de pc's Windows Me of Windows XP draait niet in de weg. Als je een pc hebt met een van deze besturingssystemen kun je eenvoudig een netwerk aanleggen door gebruik van zogenaamde Wizards. Hierbij worden allen benodigde instellingen automatisch aangepast. Hier zal in deel 2 van de cursus op worden ingegaan. In dat deel krijgt ook het aanleggen van een Windows/Mac-netwerk, een volledig Mac-netwerk en een Unix-netwerk de aandacht.

In deel 1 krijg je uitgelegd hoe je twee of meer computers met Windows 98 kunt koppelen . In deel 2 staat het delen van printers centraal. In deel 3 leer je hoe je een internetverbinding kunt delen.

Netwerk achtergrond
Soort netwerk
Of je nu thuis een netwerkje aanlegt voor twee of drie computers, of een bedrijf rolt een netwerk van tientallen computers uit, in beide gevallen spreek je van een Local Area Network, ofwel LAN.
Er zijn veel manieren om computers aan elkaar te koppelen om een LAN te maken. De meest voorkomende netwerkvormen zijn: Ethernet, Token Ring, ARCNET en FDDI (Fiber Distributed Data Interface). Het valt buiten het kader van deze cursus om alle voorkomende soorten netwerken te bespreken. We beperken ons tot Ethernet welke zich het beste leent voor thuisnetwerken. Met dit netwerk bereik je hoge snelheden te beginnen bij 10 MB per seconde tot 100 MB per seconde voor Fast Ethernet of zelfs 1000 MB per seconde voor Gigabit Ethernet.

In een groter netwerk richt je één centrale computer in waarmee de rest van het netwerk beheerd kan worden. Dit is de zogenaamde Server. In een thuisnetwerk richt je één van de computers als server in, hiervoor kan de oude pc prima dienst doen. Normaal gesproken heeft de server toepassingen en data die de verschillende pc's in het netwerk delen. Voor een thuisnetwerkje gaat het vooral om het delen van data.

Soorten Ethernetkaarten
Ingebouwde Ethernetkaart - Laptops zijn regelmatig uitgerust met een ingebouwde ethernetkaart, bij desktops komt dit minder vaak voor. Deze kaart kun je niet vervangen.

PCI/ISA-netwerkkaart - Dit soort netwerkkaarten kun je wel zelf plaatsen of vervangen. In de pc moet dan wel een slot vrij zijn, hierin plaats (steek) je de kaart. Let op wat voor kaart je nodig hebt, een PCI-kaart of een ISA-kaart. Deze kaarten zijn onderling niet uitwisselbaar. In de meeste gevallen zal blijken dat je een PCI-kaart nodig hebt. De pc's van tegenwoordig zijn bijna allemaal voorzien van PCI-slots. PCI-netwerkkaarten zijn dan ook de meest gebruikte netwerkkaarten. Tegelijkertijd is het de goedkoopste oplossing voor het maken van een thuisnetwerk.

USB-netwerkkaart - Een USB-netwerkkaart, ofwel USB-adapter is te overwegen als je de computer niet wilt of kunt openmaken. Natuurlijk moet de pc wel over een USB-poort beschikken.

PC-kaart - Dit type netwerkkaart kennen we van de laptops. Vrijwel iedere laptop is standaard voorzien van een of twee PC-kaart aansluitingen.

Controleer altijd of de netwerkkaart werkt en of de kaart wel functioneert onder het actieve besturingssysteem. Installatie van de netwerkkaarten kan een lastige klus zijn, zorg er in ieder geval voor dat je de juiste netwerkkaart installatie cd-rom bij de hand hebt en Windows-installatie cd-rom.

Netwerkkabels
Er zijn diverse soorten kabels geschikt voor ethernet. De meest gebruikte en geschikte kabelsoort voor thuisnetwerken is de UTP-kabel (Unshielded Twisted Pair) ofwel de 10BaseT-kabel (ook wel bekend als categorie-5 UTP-kabels). Dit soort kabel lijkt op een telefoonkabel, alleen is het dikker en zijn de stekkertjes wat breder.
De andere type ethernetkabels zijn 10Base2, 10Base5 of 100BaseT. Vergeleken met de andere ethernetkabels is de 10BaseT-kabel het meest flexibel en betrouwbaar, en zijn storingen het gemakkelijkst op te lossen.

Wat is het verschil tussen 10BaseT en 100BaseT? De getallen 10 en 100 geven de snelheid van het netwerk aan in megabits per seconde. Alle moderne 100BaseT-producten zijn te gebruiken op 10BaseT-netwerken.

Gewone 10BaseT- versus Crosslink-kabels
Er bestaan twee soorten 10BaseT-Ethernetkabels. De eerder genoemde UTP-kabels en de zogenaamde crosslink-kabels. Om een netwerk met de gewone UTP-kabels op te bouwen heb je een hub, switch of router nodig. Met een crosslink-kabel kun je twee computers rechtstreeks (zonder hub) aan elkaar koppelen. Het verschil tussen deze twee kabels is klein maar cruciaal.
Een UTP-kabel bestaat uit vier of acht afzonderlijke draden die paarsgewijs in elkaar zijn gedraaid om de elektrische eigenschappen van de kabel te verbeteren. Eén van de paren is voor informatieverzending, het andere kabelpaar voor informatie-ontvangst. Bij een directe verbinding tussen twee computers moeten deze draden kruislings worden aangesloten. Op die manier verbindt de kabel de data-ontvangst van de ene computer met de dataverzending van de andere computer.
Als je met een hub werkt is een 'gewone' UTP-kabel voldoende omdat hier de verwisseling binnen in de hub gebeurt. Vrijwel alle UTP-kabels die tegenwoordig te krijgen zijn, zijn gewone UTP-kabels.

Koppelen van twee of meer computers
Voor dit deel van de cursus wordt ervanuit gegaan dat je de hardware correct hebt geplaatst en geinstalleerd, en dat er geen conflicten met het besturingssysteem bestaan.

Het meest eenvoudige netwerk bestaat uit twee computers. Dit is zoals hierboven vermeld met twee Ethernet-kaarten en een Crosslink-kabel te realiseren. Het voordeel hiervan is dat je met zeer weinig hardware, en een zeer geringe investering, al een simpel netwerkje op kunt bouwen. Nadeel is wel dat dit netwerkje niet makkelijk uit te breiden is. Als je meer dan twee pc's aan elkaar wilt koppelen ben je aangewezen op een hub of switch. Als je later ook nog internet wilt delen heb je een router nodig, eventueel zou je een van de pc's als router kunnen gebruiken, maar hierover meer in deel 3 van de cursus.

Nu is hardwarematig alles voor elkaar. De volgende stappen bestaan alleen uit het aanpassen van de instellingen in de software. Zorg ervoor dat je de Windows-installatie cd-rom bij de hand houdt. Het kan zijn dat je deze nodig hebt.

Netwerkinstellingen
We gaan ervanuit dat je minimaal twee pc's aan elkaar hebt gekoppeld, met een crosslink kabel of met een hub/switch en gewone UTP-kabels.

Het IP-adres is erg belangrijk. Dit zorgt ervoor dat de computer op een netwerk herkend wordt. In principe heeft elke computer die deel uitmaakt van internet een eigen (uniek) IP-adres, dit is te vergelijken met je eigen woonadres dat ook uniek is. Dit IP-adres krijg je van je internetprovider. Het probleem is dat je slechts één adres krijgt. Dit is niet erg als je slechts een computer hebt waarmee je internet op wilt. Er ontstaat echter wel een probleem als je een thuisnetwerk aanlegt en met alle computers van dit netwerkje wilt kunnen internetten. In dat geval heb je een router nodig die het unieke IP-adres toegewezen krijgt. Hierover meer in deel 3 van deze cursus.

Alle communicatie met internet van de afzonderlijke computers gebeurt nu via de router. één uniek IP-adres is in dat geval voldoende. Voor de computers die aangesloten zijn op de router zijn aparte (niet-unieke) IP-adressen beschikbaar die alleen voor interne communicatie worden gebruikt. Dit principe staat bekend als Network Address Translation (NAT).
Je zou het unieke IP-nummer kunnen zien als het woonadres, met de computers met elk een intern (niet uniek) IP-adres als de personen die wonen op dat woonadres.

Er zijn drie IP-adresgroepen beschikbaar voor (thuis)netwerken:
Alle adressen van 192.168.0.1 tot en met 192.168.0.254
Alle adressen van 10.0.0.1 tot en met 10.255.255.254 en
Alle adressen van 172.16.0.1 tot en met 172.31.255.254

Je kunt voor de computers in het thuisnetwerkje elk van deze IP-adressen gebruiken. In dit deel van de cursus gebruiken we de adressen vanaf 10.0.0.1. Verder geef je als Subnetmasker 255.255.255.0 op.

Wat is een subnetmasker? Alle computers die fysiek aan hetzelfde netwerkknooppunt (router of switch) zijn aangesloten, behoren tot hetzelfde subnet en hebben dezelfde subnetidentificatie. Hiervoor is aan elk IP-adres een subnetmasker gekoppeld dat aangeeft welk gedeelte van het IP-adres het subnet aangeeft, en welk gedeelte de computer adresseert. Hierbij geeft het getal 255 in het subnetmasker aan dat het corresponderende getal in het IP-nummer tot het subnet behoort. Het getal 0 geeft het computernummer aan. In ons geval met IP-nummers 10.0.0.X, waarbij X het computernummer is, en subnetmasker 255.255.255.0, hebben alle computers subnet 10.0.0.

We zitten nog steeds in het 'IP-adres' tabblad van het TCP/IP venster. Ga nu naar het 'WINS-configuratie' tabblad en controleer of WINS-omzetting uitschakelen staat geselecteerd. Ga vervolgens naar het tabblad 'DNS-configuratie' en vergewis je ervan dat DNS uitschakelen aangevinkt is. Op het tabblad 'Geavanceerd' kies je bij Binding aan ATM toestaan voor Waarde Nee. Verder dien je onder in het schermpje Dit protocol instellen als standaardprotocol aan te vinken.
Tenslotte ga je naar het tabblad 'Bindingen' om te controleren of Client voor Microsoft-netwerken en Bestands- en printerdeling voor Microsoft-netwerken in het venster staan.

En nu de andere computers Stel we hebben drie computers via een hub aanelkaar gekoppeld. Volg precies dezelfde stappen als voor de eerste pc, behalve dat de IP-nummers voor elke computer in het netwerk met één opgehoogd moet worden. Voor de tweede computer krijgen we dan IP-nummer 10.0.0.2, voor de derde computer 10.0.0.3.
Zoals je al eerder de eerste pc van een naam, werkgroepnaam en beschrijving hebt voorzien, moet je de twee andere computers ook van een naam (pc2 en pc3), werkgroepnaam en beschrijving voorzien.

Nu hebben de pc's de juiste instellingen voor Bestands- en Printerdeling. Het enige dat je nog moet doen is aangeven welke bestanden en mappen je wilt delen. Je kunt ook nieuwe mappen aanmaken die je later wilt delen, noem ze voor het gemak deelmappen. Start hiervoor de computers opnieuw op, klik met de rechtermuisknop op de te delen map. Als een map gedeeld is zie je dit door het handje dat eronder verschijnt.